zaterdag 10 augustus 2024

Van die poses ja...

Toch maar weer met de losse plaatjes eronder. Vind ik toch mooier, ook al duurt het uploaden wat langer. Gisteren 'ineens' weer een depressieve kutdag, waarbij extra benzo's niet veel uit leken te maken: geen energie is geen energie en misschien was het wel nòg erger geweest als ik ze niet had genomen. 
Onder de plaatjes staat een verhaal van een "lotgenoot", van de fb-pagina van Mike Boddé, die mensen interviewt met een BP-stoornis. Iedereen is weer anders en ook dit herken ik niet één op één maar als ik advocatenkantoor vervang door (muziek)school dan kom ik een heel eind.

Lees hieronder de lotgevallen van één van Nederlands meest beroemde advocaten: E. Hij is een zogeheten 'rapid-cycler.'
Interview E. bipolair type 2
Ik ben als zodanig gediagnostiseerd zo tegen het einde van mijn eerste huwelijk; ik denk dat ik een jaar of vijfendertig was. Maar voordien heb ik, als ik het reconstrueer, vaak krankzinnig lang geslapen overdag. Maar dat ik echt merkte dat ik opeens ‘rad-gek’ werd, gigantische stapels dossiers afwerkte, en soms opeens in brullend gehuil uitbarste, en zei: ’Ik kan dit niet meer ik wil dit niet meer’ Dat was aan het eind van mijn eerste huwelijk. Toen ben ik hardstikke depressief geworden. En toen ben ik naar één of andere vervelende psychiater gesleurd, en die kwam met de rare diagnose dat ik onder mijn knappe vader had geleden ofzo. Onzin. En uiteindelijk kwam ik toen bij een verstandige psychiater en die zei: ’Nou ja, je hebt een heel normale jeugd gehad, daar is niks mee aan de hand; je moet pillen gaan slikken.’
Ik was de vijfde generatie, want voor zover wij weten is het bij de Joodse overgrootmoeder begonnen. En toen waarschijnlijk mijn grootvader. Toen die uit zijn ambt is gezet is hij direct heel erg depressief geworden, en is hij op de leeftijd van veertig jaar doodgegaan. En mijn moeder die in drieëndertig naar Nederland kwam, die heeft een vreselijke tijd gehad in de oorlog, met drie broers die in Rusland zaten. En ze werd met de nek aangekeken in Leiden omdat ze Duits was. Die is na de oorlog zo manisch-depressief als een deur geworden. Daarom zeg ik ook dat ik niet manisch ben, want ik weet wat manisch zijn is van mijn moeder. Mijn moeder; die dan ineens met wilde haren de hei op holde om het tafelzilver te begraven. Of zonder rijbewijs de volkswagen-dealer belde, en een auto bestelde. Dat soort dingen.
Dus: als ik niet depressief was, dan was ik druk; presteerde ik uitstekend, en kon ik razendsnel werken. Alles vloog me aan, en ik schreef het ene mooie advies na het andere; alles ging lekker. Mijn vrouw zegt altijd dat ik heel druk ben (als ik niet depressief ben red.), maar ik heb het aan talloze psychiaters gevraagd en die zeiden altijd: ’Meer dan hypomaan kan ik er niet van maken.’ En in die periodes dan zeiden ze op kantoor: ’Nu weten we weer waarom we die vent genomen hebben.’ Dan verzette ik echt bergen.
Mijn kantoor heeft mij heel lang meegesleurd. Terwijl veel anderen werden ontslagen. Ik ben soms wel twee maanden weggeweest, en dan kreeg ik gewoon mijn winstaandeel en alles erbij. Daar was ik heel dankbaar voor. En dan kwam ik terug, en dan gaf ik weer leiding aan mijn sectie, en die joeg ik op tot grote hoogte, dus ik kon me handhaven. Maar dat had me nou niet meer moeten overkomen, in deze verharde tijd.
‘Dus: als ik niet depressief was, dan was ik druk; presteerde ik uitstekend, en kon ik razendsnel werken.’
Ik had natuurlijk vrienden, en die wisten dan dat ik weer van de kaart was, maar dan waren ze allemaal stil. Dan hoorde je niks. Dat was te pijnlijk, en depressie dat was geen kwaal. Als je dat had, en je was bijvoorbeeld een publieke figuur, dan verscheen er de grootst mogelijk lariekoek in de krant. Zoals bijvoorbeeld over Prins Claus. Zo van: ‘Als je je talenten niet mag gebruiken dan word je wel depressief.’ Die man is gewoon depressief; dat is een kwaal, en dat is verdomd vervelend. Ik weet nog wel: ik was een keer hardstikke depressief, en toen ben ik in elkaar gestort, en door die depressie brak ik mijn been. Op kantoor was nog niet bekend dat ik met een gebroken been zat, of de bloemen en beterschapskaarten stroomden binnen! Hij had wat! Je kon het benoemen!
Ik herinner me één of twee keer dat een goeie vriend langskwam, en dat heb ik zo gewaardeerd, dat zal ik niet vergeten. En daar zat je dan, voor joker. En dan zat ie daar:’Joh wat is er nou toch?’ Mijn partner vond het vreselijk, die vond het niet leuk. De meeste mensen begrijpen er niks van. ‘Joh wat lul je nou, je hebt alles mee. Je bent een prima vent, je ziet er behoorlijk uit, je bent van een keurige familie, je werkt op een vooraanstaand kantoor en je barst van het geld; wat is er nou met jou mis?’
Ik heb geen dingen gedaan waar ik achteraf spijt van had. Ik zat te zitten, en ik kreeg huilbuien. Soms werd ik ineens verschrikkelijk ‘deep’ (Red. depressief), en dan was ik een tijd lang helemaal van de kaart. En dan had ik zo’n hele lange tussenperiode, dat ik me nog wel kon bewegen, alleen als ik dan aan kantoor dacht, aan werk dacht en aan plichten dacht, dan kreeg ik het spaansbenauwd. Totdat dat opeens wegebde, en dan ging ik weer met plezier naar kantoor.
Ik heb aan de lopende band pillen geslikt, waarvan we denken dat die hebben geholpen, maar het punt was dat het altijd weer over ging. En of dat nou door de pillen kwam, of dat het door het tijdsverloop kwam? Ik weet het niet.
‘En daar zat je dan, voor joker. En dan zat ie daar:’’Joh wat is er nou toch?’’
(Partner breekt in) Hij vertelde mij toen hij mij ten huwelijk vroeg: ’Ik heb ook weleens last van depressies.’ Ik zei: ’Nou ik ook.’ Toen was ik 27.
E: ‘En pas later kwam je erachter wat het echt was.’
Het was altijd een kwestie van passief afwachten tot het over was. Gewoon wachten tot het over was. Af en toe wat huilbuien en paniek. Maar het vervelende is: er is in alle fasen van mijn leven weer wat anders gebeurd. Het is geëvolueerd met de loop der tijden. Aanvankelijk was het zo: ik was lang depressief. Soms wel twee maanden geloof ik; zonder aanleiding. En er was geen trigger, ik voelde het opeens. En dan daarna ging het weer langere perioden goed, en dan opeens ging het weer mis. En dan voelde ik dat, en dan ging ik naar de huisarts, en die zei dan: ‘Tja, je bent natuurlijk weer depressief. Ik kan er ook niets aan doen.’ En dan kwam ik bij de psychiater en dan kreeg ik weer het bekende verhaal. Een pilletje zus en een pilletje zo; op het laatst slikte ik werkelijk een hele bak met pillen. Ik heb nog in Groningen in een kliniek gezeten bij van Praag. Dat was een grootheid van de biologische psychiatrie. Alle psychiaters die ik gehad heb die verafschuwden Jan Foudraine. Van het boekje ‘Wie is van hout.’ Wat een lulkoek was dat. Als je nou maar lief en aardig bent. Ach man, dat was zo’n zieke tijd.
Daar ben ik zo’n beetje overheen gegroeid, en mijn vrouw zegt dat ik toen tien jaar lang geen depressies heb gehad. Toen verhuisden we, en toen begon het weer, tot mijn grote teleurstelling. En allengs werd ik toen een rapid-cycler. (Red. Iemand bij wie zich de depressieve en de meer hypomane episodes snel afwisselen). Dan zat ik op kantoor en dan opeens: paniek, en een huilbui; brullen. En dan belde mijn secretaresse mijn vrouw en die haalde me dan op. Dan ging ik op bed liggen, en dan sliep ik urenlang. En dan was ik de volgende dag weer ‘het mannetje’. En toen zei de psychiater:’ Je bent een rapid cycler.’
Dat is zo doorgegaan, en dat werd zo erg, dat ik aan het einde van mijn werkzame leven wel erg vaak van kantoor weg was. En het was allemaal al wat harder geworden, en er waren al veel compagnons uitgegooid - er was echt schoon schip gemaakt - en toen dacht ik: ik houd de eer aan mezelf, en toen heb ik gezegd dat ik er mee stopte. Toen heb ik me nog een paar jaar vanuit huis suf gewerkt, met zo’n stapel dossiers op mijn bureau. Toen is het op enig moment weer teruggekomen. Toen was het zo van ‘drie dagen op, drie dagen af’. Nee ik zeg het niet goed:
eerst is het heel lang weer goed gegaan. Ik kreeg toen MAO-remmers (Red. een specifiek soort antidepressivum). Ik heb toen zelf ontdekt: als ik de wekker zet om zes uur, en ik vreet die MAO- remmers, allemaal tegelijk, dan ben ik om acht uur klaarwakker, en dan spring ik vrolijk mijn bed uit. En dat werkte prima. Dat heeft jarenlang geduurd. Toen kreeg ik een herseninfarct, toen ging het nog steeds goed. Maar toen kreeg ik een tweede herseninfarct, in de andere halsslagader, en toen is de ellende weer begonnen, en die duurt tot op heden door.
Ik voel me net weer fit na drie dagen ellende. Het is eigenlijk, met het stijgen der jaren, steeds lichamelijker geworden. Dus, vroeger was het paniek, en de gedachte: ik ben een lul, en ik presteer niks. Maar op een zeker moment doet dat er niet meer toe, want ik hoef niets meer. Ik ben met pensioen. Goed, vroeger was ik een lul, maar goed daar kan ik wel mee leven, hahaha. Het zal wel. En ik heb alleen maar onbenullige dingen gedaan, maar dat weet niemand meer, dus dat geloof ik wel. Maar nu ben ik vaak heel erg duizelig, en kortademig. En dat heb ik net drie dagen gehad. En vanmiddag om twaalf uur zei ik: ‘Jongens het zakt weg.’
En de psychiater kan hier geen soep van koken.
‘En er was geen trigger, ik voelde het opeens. En dan daarna ging het weer langere perioden goed, en dan opeens ging het weer mis.’
Er is geen enkele tip aan mij gegeven met betrekking tot deze ziekte waar ik iets mee kon.
Het moeilijkste aspect van de depressiviteit is voor mij de uitzichtloze wanhoop; zo van: het wordt nooit meer beter. Hoe lang moet ik hier nog mee leven. En dan zegt iedereen:’Het gaat weer over.’ En dat geloof je absoluut niet. En al dat gelul van die vriendelijke mensen van:’Joh, over een maand lach je weer, en dan gaan we weer lekker zuipen.’ Het is gewoon niet waar.
Maar ik was niet erg suïcidaal. Nee, als ik dat doordacht dan was er toch een soort inwendige rem. A. Ik durfde het niet. Ik zou al niet weten hoe het moest. Maar ik zou niet voor een trein of van een brug afgesprongen zijn. B. Ik had een nogal ingebakken verantwoordelijkheidsgevoel. Dan dacht ik: verdomme ik heb een vrouw, ik heb vijf kinderen. Heel ‘deep down’ dacht ik: nee dat kan ik niet maken. Ik heb me mijn hele leven altijd erg verantwoordelijk gevoeld voor dat hele gezelschap. Ik moest blijven werken want die kinderen moesten natuurlijk onderhouden worden. En die moesten allemaal gaan studeren. We hebben het altijd behoorlijk gehad, dus ik wou graag dat dat zo doorging.
Je weet met je verstand dingen die wel kloppen: ik ben compagnon bij dat grote bedrijf, dat kan het merendeel van de bevolking niet zeggen. Ik ben niet mislukt. Nou ja volgens mijn vader wel, want ik had iets anders moeten worden, maar verder vond iedereen het wel redelijk. Maar basaal wist ik dat ik dat (Red. suïcide) niet kon maken, maar het is heel lastig om dat te reconstrueren. Het gekke is namelijk dat als je je goed voelt, je je niet meer kunt indenken hoe het vanmorgen was, of hoe het gisteren was. Ik heb de zwartste ellende meegemaakt, en wat mij vooral dwarszat waren mensen die daar met groot onbegrip op reageerden. Er waren echt mensen die ik hoog had zitten, die echt een beetje door het ijs zijn gezakt. Die me dan zeiden:’Joh, stel je niet an.’ Onder andere een familielid wat heel nabij me staat, die vond het van mijn moeder gelul, en van mij gelul. ‘Raap jezelf bijeen.’ Een ander familielid van mij heeft het ook, en die is echt manisch-depressief. Die heb ik tijdens manieën gezien: echt gek doen, en over grenzen heen gaan.
Ik ben stervens-ongelukkig, en ik vind mezelf één van de grootste lullen op aarde, die niets gepresteerd hebben, maar of dat mijn kern is? Ik wist diep van binnen, als je de optelsom ging maken, dat het uiterlijk allemaal wel klopte. Maar dat nam niet weg dat ik het allemaal voor mezelf tot nul kon reduceren. Zo van: ik heb alles gejat, en die ander is veel beter. Ik had altijd iemand waar ik me op projecteerde. En iedere ochtend dan werd ik wakker en dacht ik: o god, er is weer iets vreselijks, ik moet weer een dag door. Dan ging ik maar in een stoel zitten, en dan ging ik maar weer een potje zitten janken. De buitenwereld kan daar niets mee.
Mijn partner vond het geen gelul, maar had er wel last van. De buitenwereld ziet natuurlijk dat het allemaal best deugt, wat ik kon en wat ik deed. Maar mijn partner kreeg dan de complexen van: als hij zichzelf al een lul vindt, wat moet ik me dan wel niet voelen? Het is niet over te brengen, en dat vind ik eigenlijk het gemene van die kwaal: dat je bij niemand een poot aan de grond krijgt.
Ik had een heel goede vriend. Ik weet nog goed, we waren pas getrouwd, en toen werd ik zo depressief als een deur. En toen zei ik: ’Ik wil naar hem toe.’ Ik had hem dus manisch en depressief meegemaakt (Red. de vriend worstelde zelf ook met de kwaal), en die kon dat uitstekend want die wist precies wat er aan de hand was. Daar wou ik schuilen. Hij deed niet lullig. Hij zei niet, zoals iedereen zei: ’Kop op, joh stel je niet aan. Joh, je hebt het toch helemaal gemaakt. Wat lul je nou. Hij snapte het precies, en hij liet me, hij was aardig en begripvol, en had zelf precies hetzelfde meegemaakt.
‘Maar ik was niet erg suïcidaal. Nee, als ik dat doordacht dan was er toch een soort inwendige rem.’
De kreet van de diverse psychiaters was altijd: ‘Laat het een troost zijn dat je er nooit slechter uitkomt.’ Je gaat er wel van leren relativeren, zodat je niet naast jezelf gaat lopen. Maar dat dreig je wel te gaan doen als je je prima voelt, maar ik kan dan wel tegen mezelf zeggen:’Je moet niet lullen, het valt wel mee. Als jij straks gaat solliciteren dan word je niet aangenomen vanwege je psychiatrische aandoeningen.’
Ik had regelmatig dat depressieve mensen, die wisten dat ik een ervaringsdeskundige was, brullend aan de telefoon hingen, en dat ik zei: ’God, ja, ik weet het, ik weet er alles van. Helpen kan ik je niet, het is klote, en het zal wel overgaan; ik kan niks voor je wezen.’ Ik was dan een dankbaar iemand om in de diepste ellende even op los te gaan. Dan luisterde ik, en dan dacht ik: god wat erg, en ik ken dat, o god dat heb ik ook gehad, brullend van het huilen en niet uit je woorden kunnen komen. Paniek; ik voelde die paniek van die man. Maar of je er echt beter uitkomt, dat weet ik niet hoor. Het vervelende is, dat als je hypomaan bent dan dreigt de onbescheidenheid toch wel vaak om de hoek te kijken.
Ik zeg altijd:’Het kan me geen zak schelen als mensen mij complimenten maken. Het enige waarin ik geïnteresseerd ben, is of ik mezelf een compliment maak.’ Ik hoorde vandaag een hele leuke: ’Je moet afgerekend worden op het laatste wat je gedaan hebt. En het kan altijd beter.’ En of je nou twintig jaar geleden een zaak hebt verloren of gewonnen, of ik heb een leuk liedje gezongen, dat is niet zo belangrijk. Nee, je moet ontwikkelen en ontwikkelen.
Af en toe zeiden mensen tegen me: ’Dat heb je niet goed gedaan.’ En dan dacht ik bij mezelf: je lult. Je snapt het niet. Ik heb dat verdomd goed gedaan! Dat weet ik gewoon. En ik weet ook wat het resultaat is geweest: daar hebben ze een hoop geld mee verdiend. Dus, ik hoef niet door een ander geprezen te worden. Ik wil door mezelf geprezen worden.
Ik kan vrij makkelijk mijn ongelijk toegeven, daar heb ik niet zo veel problemen mee als iemand met goeie argumenten komt.
Ik zou het wel erg prettig hebben gevonden om mijn leven te leiden zonder deze ziekte. Dit is toch wel de vloek van mijn leven geweest. Ik heb het vreselijk gevonden. En vooral het feit dat je niet op jezelf kan rekenen. Mijn partner is naar duizenden feestjes en begrafenis alleen gegaan. ‘Waar is ie?’ ‘Ja, hij heeft het weer.’ ‘Ja maar wat heeft ie dan? Wat heeft ie dan?’ Ik kan niet op mezelf rekenen. Zo van:’Jongens, dan en dan, dan gaan we iets leuks doen.’ En dan moet er weer gebeld worden. ‘Hij ligt voor pampus, sorry het gaat niet door.’ En dat weet mijn familie wel, maar dat wordt gewoon vervelend. Je bent niet reliable, en dat is tegenover je partner ook verdomd vervelend. Die rekent op dingen, en dan wordt er met vakanties thuisgebleven, met feesten en leuke dingen thuisgebleven, en noem maar op. En toch ook wel naar dat ik jankend op de kamer van een secretaresse sta; wat heeft de rest daar nou mee te maken? Dat was niet leuk. Dan denk je: Jezus ik moet me beheersen. En dat lukt dan gewoon niet.
Ik zou de hoogtepunten niet gemist willen hebben. Ik had van die fases in mijn leven dat ik dacht: hè wat lekker. Dan was ik iets aan het doceren, en dan flitsten de associaties door mijn hoofd. Ik kon dan heel snel reageren. Dat vond ik heel erg leuk.
‘Ik zou het wel erg prettig hebben gevonden om mijn leven te leiden zonder deze ziekte. Dit is toch wel de vloek van mijn leven geweest. Ik heb het vreselijk gevonden. En vooral het feit dat je niet op jezelf kan rekenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten